Ongrijpbaar
weeft mijn geest
gevangen in het
duister.
De helpend
slimme hand
van het
speurende geluk.
De dageraad
bazuinde
reeds de morgen.
Onwetend van de
avond en de rust.
Het teder
blozende verlangen,
omhuld door
onnozelheid en pijn.
Met manke
onschuld omhangen
niets anders dan
te zijn.