Wat waren we
toch klein de wereld leek zo groot.
Spelen in de
tuin, een kistje was jouw boot.
Met zijn allen
op de schommel die knalde naar beneden.
Vader was dan
boos, moeder ontevreden.
We waren nog zo
jong en vol met kattenkwaad,
we moesten vroeg
naar bed, nooit werd het eens laat.
En altijd was je
bang, dat was je zo geleerd.
Respect voor
beide ouders steeds heb je ze geëerd.
En zij
langzaamaan jouw wereld gaan verlaten,
nu is het veel
te laat, te laat om nog te praten.