De radeloze rede
vol opgekropte moed.
Trekken in
verminkte nachten voorbij
als in een bonte
stoet.
Troosteloos
verlangen in nevelen omhuld.
Het minzame
verachten
als ware het
jouw schuld.
Maakt dat wij
beide falen in diepe ergernis.
Gevoelens die
verschalen
totdat er niets
meer is.